|
Hoe zag Rogers Het Gekwetste Kind?
Rogers geeft ons de dynamiek van de creativiteit weer en duidt
op de invloed van de omgeving in verband met de ontwikkeling van het
oorspronkelijke zelfconcept van het kind.
Het magische Kind bezit alle natuurlijke ingrediënten nodig voor
het creatief-zijn.
Carl Rogers en een groep psychologen en kunstenaars hebben onderzoek gedaan
naar de dynamiek van de creativiteit. Zij waren speciaal op zoek
naar de psychologische eigenschappen die iemand moest bezitten om creatief
te kunnen zijn.
Ze ontdekten dat de volgende elementen onmisbaar waren voor het ontluiken
van je creativiteit: speelsheid; spontaneïteit; het vermogen
in het heden te leven; het vermogen tot van ontzag vervulde verwondering;
het vermogen zich te concentreren; en het vermogen je eigen
evaluatielocus te zijn.
Dat laatste betekent dat je voldoening over jezelf ervaart. Dat je enthousiast
bent over je eigen voortbrengselen.
Dit komt erop neer dat je een gevoel van IK BEN bezit.
Al deze eigenschappen zijn de eigenschappen van het magische Kind.
Het zijn kinderlijke eigenschappen.
Kinderlijkheid omvat het volgende: spontaneïteit, in het heden
kunnen leven, enorm met iets bezig zijn, je fantasie gebruiken, creatief
zijn, spelen, blij zijn, verwondering, vertrouwen, smart, liefde, verbazing
en hoop voelen. (Bradshaw p. 294)
Probleemgedrag wordt dan ook verklaard vanuit de falende omgeving,
die het kind onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld zijn positieve
eigenschappen te ontwikkelen. met name in omgevingen waarin onderdrukking,
gebrek aan openheid en geen vrijheid bestaat, loopt het kind extra gevaar
zichzelf niet te realiseren overeenkomstig zijn eigen positieve mogelijkheden.
In zijn visie ontstaat probleemgedrag indien de mens vervreemdt van
zijn oorspronkelijk zelfconcept. Dit kan plaatsvinden indien de omgeving
de betrokkene niet meer accepteert en zijn gevoelens en gedachten niet
begrijpt of afwijst. Het kind ontwikkelt dan onder invloed van een inferieure
omgeving een zelfconcept dat niet langer congruent is met zijn oorspronkelijke
zelfconcept. Het gevaar dreigt dat het kind zichzelf niet meer accepteert.
Deze incongruentie roept angst, onzekerheid e.a. op. Ook bij het meemaken
van traumatische gebeurtenissen (scheiding, ernstige medische ingreep
en dergelijke) kan het zelfconcept een zodanige inhoud krijgen dat dit
niet meer strookt met de oorspronkelijke zelfbeleving.
In het licht van dit model bestaan er in feite geen onaangepaste kinderen,
maar alleen ongezonde omgevingen. Vandaar ook de grote aandacht binnen
deze stroming voor allerlei settings waarin het gevaar dreigt dat de omgevingen
i.c. instituties dehumaniserend en stigmatiserend zullen werken.
Belangrijke trefwoorden voor een gezonde omgeving zijn: acceptatie
- vrijheid - openheid - democratie.
Het geloof in de kracht van de menselijke kwaliteiten is zo groot dat
men meent via deze trefwoorden de omgeving ook gestalte te moeten geven.
Zo gaat de Rogeriaanse therapie er primair van uit het kind een
relatie aan te bieden die de geblokkeerde groei weer in beweging zet.
Die relatie is nodig om het kind het gevoel van acceptatie en aanvaarding
te bezorgen. Dat houdt ook in dat het kind wordt aanvaard zoals het is
met al zijn problemen. Acceptatie betekent overigens niet dat alles
wat het kind doet of nalaat ook wordt goedgekeurd door de opvoeder of
behandelaar. Essentieel is echter dat men herkent wat er in het kind omgaat
en het gedrag van daaruit begrijpt. Het kind zelf dient onder alle omstandigheden
geaccepteerd te blijven. Het ergste en domste wat een kind kan worden
aangedaan in deze visie is het te dreigen met het verlies van acceptatie
of het af te wijzen ('Ik houd niet meer van je').
Rogers maakt in dit verband een onderscheid tussen gedragingen
enerzijds en gevoelens en gedachten anderzijds. Terwijl het gedrag
kan worden afgewezen blijft men de gevoelens accepteren. Rogers is
er van overtuigd dat via deze werkwijze op den duur ook het probleemgedrag
zal worden voorkomen. In een langzamerhand gegroeid vertrouwen
wordt het kind aangemoedigd zijn gevoelens en gedachten te uiten. men
gaat ervan uit dat binnen het kind de behoefte aanwezig is om zich positief
en gezond te ontwikkelen. (van der Ploeg p.
62-63-64)
|