|
Hoe zag Eric Berne Het Gekwetste Kind?
Berne, schepper van de transactionele analyse (T.A.) beschrijft
zowel het natuurlijke als het aangepaste kind.
In de theorie van de T.A. wordt de grootste nadruk gelegd op de 'toestand
van het kinderego', hetgeen verwijst naar het spontane natuurlijke kind
dat we allemaal eens geweest zijn.
Bij de T.A. worden ook de wijzen beschreven waarop het natuurlijke kind
zich heeft aangepast aan de diverse vormen van druk en stress van het
gezinsleven tijdens zijn eerste jaren. Het natuurlijke of magische
Kind manifesteert zich wanneer je een oude vriend ontmoet; wanneer
je het uitschatert; wanneer je creatief en spontaan bent; wanneer je je
overweldigd voelt door de aanblik van iets wonderbaarlijks.
Het aangepaste of verwonde Kind manifesteert zich wanneer je maar
niet door het rode licht wilt rijden, ook al is er duidelijk sprake van
een storing, of juist door het rode licht rijdt, omdat er niemand in de
buurt is en je denkt dat ongestraft te kunnen doen. Tot andere gedragswijzen
van het verwonde Kind behoren woedeuitbarstingen, je overdreven
beleefd en gehoorzaam opstellen, met een kinderstemmetje praten, manipuleren
en pruilen. (Bradshaw p. 13).
De syntactisch-dialogische aard van het Ouder-Kind-ego (dat we
O-V-K-ego zullen noemen voor de sub-persoonlijkheden Ouder-Volwassene-Kind)
maakt de script-programmering mogelijk die zo bewonderenswaardig
door de transactionele analyse behandeld is.
Je kunt tot op zekere hoogte het denken in dialogen programmeren,
want je kunt je inwerken (als ouder, hersenspoeler, hypnotiseur of therapeut)
in een van de belangrijke rollen van de interne dialogen van het individu.
In de mate dat iemand zich vereenzelvigd heeft met zijn ego (zijn conceptueel-dialogische
zelf) zal hij 'script-gebonden' of geprogrammeerd zijn door geïnternaliseerde
richtlijnen.
Het is de verdienste van Berne dat hij heeft laten zien hoe vrijwel elk
aspect van de ego-toestanden gezien kan worden als een 'interne dialoog'
- syntactische reeksen van auditieve tekens, met bijhorende gevoelens
en beelden.
Zeer weinig mensen komen uit hun jeugd met een intact ego in hun bewustzijn,
of zelfs maar grotendeels intact, want 'nadat het super-ego zich gevestigd
heeft, bepaalt dat welke driften of behoeften toegestaan en welke onderdrukt
zullen worden. Dat wil zeggen, onder invloed van het super-ego, en afhankelijk
van de hele geschiedenis van de voorafgaande niveaus van ontwikkeling
van het zelf, worden bepaalde gedachten en gevoelens afgesplitst of verworpen
(May), blijven ze ongedifferentieerd of worden ze vergeten (Jung), worden
ze geprojecteerd (Perls), verdrongen (Freud), of worden ze op selectieve
wijze buiten het bewustzijn gehouden (Sullivan). De betrokkene krijgt
niet een realistisch of redelijk nauwkeurig en flexibel zelf-concept,
maar een frauduleus zelf-concept, een geïdealiseerd zelf (Horney), een
zwak ego (Freud), een persona (Jung).
(Ken Wilber : Het Atman-project: p. 56-57)
|